Uit recente cijfers blijkt dat het in 20 tot 25% procent van de gevallen gaat over specifieke rugklachten. Een veel grotere groep van de bevolking heeft last van aspecifieke rugklachten. Dit wil zeggen dat er geen specifieke lichamelijke oorzaak voor de rugklachten aanwezig is. Binnen de aspecifieke rugklachten wordt vervolgens een indeling gemaakt naar de duur van de klachten:
- Acute aspecifieke rugklachten (0-6
weken)
Bekende voorbeelden van acute aspecifieke rugklachten zijn spit en lumbago. De klachten ontstaan vaak plotseling en zonder een (precieze) oorzaak. Na enkele dagen neemt de pijn af. De behandeling van acute aspecifieke rugklachten richt zich met name op adviseren en activeren. Het is belangrijk om in beweging te blijven, dit bevordert het herstel. Meestal zijn de klachten binnen zes weken verdwenen.
- Subacute aspecifieke rugklachten
(6-12 weken)
Wanneer de acute klachten niet afnemen en na 6 weken nog aanwezig zijn, spreekt men van subacute aspecifieke rugklachten. Het herstel heeft een afwijkend, vertraagd beloop. Er zijn een aantal factoren bekend die verantwoordelijk kunnen zijn voor dit afwijkende beloop. Individuele, psychosociale of werkgerelateerde factoren zijn hier voorbeelden van. Dit zijn tevens risicofactoren welke kunnen bijdragen aan het chronisch worden van de rugklachten. Bij subacute rugklachten is de behandeling vooral gericht op het activeren van de rug, bijvoorbeeld door oefeningen bij een fysiotherapeut.
- Chronische aspecifieke rugklachten
(> 12 weken)
Wanneer de klachten na 12 weken niet zijn verdwenen, wordt gesproken van chronische aspecifieke rugklachten. Het afwijkende beloop wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de aanwezigheid van herstel belemmerende psychische of sociale factoren. Voorbeelden hiervan zijn een niet adequaat ziektegedrag, een bepaalde angst voor de pijn of ongerustheid over het beloop van de klachten. Als gevolg van de klachten wordt men sterk beperkt in de dagelijkse activiteiten en dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Een activerende aanpak alleen lijkt dan niet voldoende en de behandeling zal zich moeten gaan richten op een combinatie van een fysieke en gedragsmatige aanpak.)